et begrip academische vorming zoemt regelmatig rond in de universitaire wereld. Ook al weet niemand precies wat het betekent, het is wel inzet van vele discussies en bovendien wordt het als troefkaart ingezet. Om het verschil met het hoger beroepsonderwijs te benadrukken, om de bachelor/master-vernieuwing te legitimeren of om aanspraak te maken op extra revenuen uit de overheidskas. Met ruim dertig persoonlijke columns en drie beschouwende essays is deze bundel niet gericht op een exacte definitie van academische vorming, en zeker niet op geld en belang, maar op het hart van de zaak. Op de persoonlijke groei van de student tot academicus. De columns, geschreven door vooraanstaande wetenschappers uit verschillende vakgebieden, beschrijven gebeurtenissen die doorslaggevend bijdroegen aan de eigen ontwikkeling tot echte academici. Daarmee krijgt academische vorming een persoonlijk gezicht, meer nog, een veelheid aan persoonlijke gezichten. In drie essays worden de columns met elkaar in verband gebracht en van achtergrond voorzien.Vragen die daarbij opwellen: wat is vorming eigenlijk? En wat is er precies academisch aan academische vorming? Welke moeilijkheden en paradoxen liggen op de loer? En tot slot: waar valt academische vorming in de praktijk aan te treffen? Met columns van onder anderen Willem B. Drees, Jan van der Dussen, Willem Frijhoff, Anton van Hooff, Gerard ´t Hooft, André Klukhuhn, Dorien Pessers, Heleen Pott.
et begrip academische vorming zoemt regelmatig rond in de universitaire wereld. Ook al weet niemand precies wat het betekent, het is wel inzet van vele discussies en bovendien wordt het als troefkaart ingezet. Om het verschil met het hoger beroepsonderwijs te benadrukken, om de bachelor/master-vernieuwing te legitimeren of om aanspraak te maken op extra revenuen uit de overheidskas. Met ruim dertig persoonlijke columns en drie beschouwende essays is deze bundel niet gericht op een exacte definitie van academische vorming, en zeker niet op geld en belang, maar op het hart van de zaak. Op de persoonlijke groei van de student tot academicus. De columns, geschreven door vooraanstaande wetenschappers uit verschillende vakgebieden, beschrijven gebeurtenissen die doorslaggevend bijdroegen aan de eigen ontwikkeling tot echte academici. Daarmee krijgt academische vorming een persoonlijk gezicht, meer nog, een veelheid aan persoonlijke gezichten. In drie essays worden de columns met elkaar in verband gebracht en van achtergrond voorzien.Vragen die daarbij opwellen: wat is vorming eigenlijk? En wat is er precies academisch aan academische vorming? Welke moeilijkheden en paradoxen liggen op de loer? En tot slot: waar valt academische vorming in de praktijk aan te treffen? Met columns van onder anderen Willem B. Drees, Jan van der Dussen, Willem Frijhoff, Anton van Hooff, Gerard ´t Hooft, André Klukhuhn, Dorien Pessers, Heleen Pott.
Locke has often been hailed as the father of an empiricism that provided a philosophical basis to natural science in the Age of Enlightenment. In this article his empiricism is compared with that of the little known Dutch Aristotelian professor Gerardus de Vries. There are striking parallels between Locke's brand of mechanist empiricism and the pragmatic and flexible Aristotelianism of De Vries. These parallels put strictures on both the archaic character of the Aristotelianism embraced by De Vries and on the modern and forward-looking character of Locke's philosophy of science.